Op 11 juni 1951 arriveerde de Johan Maurits van Nassau in Nieuw-Guinea voor een termijn van anderhalf jaar. Dit fregat was in 1943 voor de Britse marine gebouwd en tijdens de bouw door de Koninklijke Marine overgenomen. De voornaamste taak van de schepen was het uitvoeren van patrouillediensten tegen infiltratiepogingen over zee en het assisteren bij de uitschakeling van infiltranten, wanneer die waren gesignaleerd.
Het patrouillevaren werd meestal gecombineerd met bezoeken van kampongs aan de kust. Er werden allerlei gegevens verzameld en contact opgenomen met de bevolking en de lokale bestuursambtenaren. In Nieuw-Guinea bleek dat de toestand van het schip dusdanig was dat het fregat zijn term niet vol kon maken. Reeds op 24 maart 1952 keerde de Johan Maurits van Nassau weer terug naar Nederland. De terugreis duurde maar liefst anderhalve maand.
Bij een ontmoeting in de Javazee met de naar de Nieuw-Guinea varende Snellius bleek het verschil in snelheid: het opnemingsvaartuig was in staat om een rondje om het slechts 6 mijl lopende fregat te varen. Drie jaar later werd de Johan Maurits van Nassau weer aangewezen voor een term in Nieuw-Guinea. Op 1 maart 1955 vertrok het fregat uit Den Helder onder het commando van kapitein-luitenant ter zee W.F. van der Valk Bouman, om op 17 maart daaropvolgend in Sorong te arriveren.
In verband met ongeregeldheden te Agats in mei 1956 werd de Jan van Brakel aldaar ingezet, en op 11 mei door de Johan Maurits van Nassau afgelost. In 1957 bestond er voor de in Nieuw-Guinea gestationeerde schepen gelegenheid om met buitenlandse schepen te oefenen; zo oefende de Kortenaer met HMS Cockade en HMS Concord, terwijl de Johan Maurits van Nassau oefende met HMS St. Brides Bay.
Op 9 februari 1958 verliet het fregat definitief de wateren rondom Nieuw-Guinea: het vertrok vanaf Biak voor de thuisreis naar Den Helder.
bron: collectie.legermuseum.nl